Selecteer een pagina

60 minuten brandwerendheid van hout

Help! mijn hout moet 60 minuten brandwerend worden? Kan ik dat realiseren?

Artikel 2.5 [nog niet in werking getreden]

De brandwerendheid van de uitwendige scheidingsconstructie van een gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat gelegen is in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied is ten minste 60 minuten van buiten naar binnen bepaald volgens NEN 6069, uitgaande van de buiten-ruimte als een brandcompartiment en een buitenbrandkromme volgens NEN-EN 13501-2.

Artikel 6.47. Aansluiting op noodstroomvoorziening

De voor een evacuatie noodzakelijke voorzieningen, systemen en installaties in een wegtunnel, die voor het functioneren zijn aangewezen op een voorziening voor elektriciteit, zijn aangesloten op een voorziening die binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten de werking van die voorzieningen, systemen en installaties zeker stelt.

Artikel 2.14. Tijdsduur bezwijken

1.

Een vloer, trap of hellingbaan, waarover of waaronder een beschermde route voert, bezwijkt niet binnen 20 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die beschermde route niet ligt.

2.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.14.1 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment. Dit geldt dit niet voor een bouwconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte.

Tabel 2.14.1
woonfunctie tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau 30
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 60

3.

Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 30 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

4.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.14.2 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Tabel 2.14.2
gebruiksfunctie tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau 30
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 60

5.

Het vierde lid geldt niet voor een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m².

6.

Een bouwconstructie van een tunnel bezwijkt niet binnen 30 minuten en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 60 minuten bij brand in de tunnel.

7.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen een tijdsduur die afhankelijk van de bestemming en inrichting van het bouwwerk redelijkerwijs nodig is om het bouwwerk bij brand te kunnen verlaten en te doorzoeken, door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Artikel 2.84 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

Een brandcompartiment kan pas als brandcompartiment functioneren als aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment (in de praktijk ook afgekort tot wbdbo) is voldaan. Brandoverslag betekent in dit verband de uitbreiding van brand via de buitenlucht, terwijl met «branddoorslag» wordt bedoeld de branduitbreiding door een constructieonderdeel heen. De wbdbo wordt uitgedrukt in minuten.

Het eerste lid stelt een basiseis van 60 minuten wbdbo. Deze eis geldt van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment. Ook geldt deze eis van een brandcompartiment naar een drietal specifieke maar niet in een brandcompartiment gelegen ruimten. Het gaat dan om een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, een liftschacht van een brandweerlift en een niet besloten veiligheidsvluchtroute. Uit dit voorschrift volgt dat bij een veiligheidsvluchtroute een wbdbo van 60 minuten geldt, ongeacht of deze vluchtroute door een besloten of een niet besloten ruimte voert. Een veiligheidsvluchtroute is per slot van rekening een bijzondere vorm van een extra beschermde vluchtroute (zie artikel 1.1). Daarbij moet worden opgemerkt dat een galerij van een flatgebouw in de regel geen veiligheidsvluchtroute is doch een extra beschermde vluchtroute.

Het tweede lid geeft een uitzondering op het eerste lid voor de wbdbo tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert. Dit voorschrift heeft alleen betrekking op de andere woonfunctie (dus niet van een woonwagen). Dit betekent dat er tussen een woning en een besloten verkeersruimte (corridor of gang in een woongebouw) kan worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten. Hetderde lid geldt ook alleen voor woningen. In afwijking van het eerste lid kan daar worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten. Voorwaarden hierbij zijn dat de permanente vuurbelasting van het brandcompartiment (over het algemeen de woning) niet groter is dan 500 MJ/m² en dat in het woongebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau (zie artikel 1.1). Hieraan wordt in ieder geval voldaan bij woningen die bestaan uit materialen die niet of nauwelijks kunnen branden, zoals steen of beton. Het vierde lidgeeft een afwijking van het eerste lid voor bijna alle gebruiksfuncties met uitzondering van een woonfunctie, een celfunctie en een gezondheidszorggebouw met bedgebied. Er kan worden volstaan met een wbdbo van 30 minuten als de in het eerste lid bedoelde ruimten op hetzelfde perceel liggen en als het gebouw geen vloeren heeft die hoger liggen dan 5 m boven het meetniveau. Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan. Het vijfde lidgeeft aan dat de in het vierde lid bedoelde reductie naar 30 minuten niet van toepassing is bij een brandcompartiment van een industriefunctie als de gebruiksoppervlakte van dat compartiment groter is dan 1000 m². Bij dergelijke grote brandcompartimenten geldt dus 60 minuten. In artikel 2.84 is bij Stb. 2014, 51 na het vijfde lid een nieuw zesde lid ingevoegd, waarmee voor stallen is bepaald dat het vierde lid niet van toepassing is. Hetzesde zevende lid . De uitzonderingen van het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert. Bij een dergelijke ruimte geldt altijd een wbdbo van ten minste 60 minuten. Hetzevende achtste lid beoogt de bouwende partij niet onevenredig zwaar te belasten door de eventuele slechte kwaliteit van de belending. Daarom moet bij het bouwen ter beperking van het gevaar van brandoverslag altijd rekening worden gehouden met een spiegelsymmetrisch, maar verder identiek gebouw op een naburig perceel. Voor dit denkbeeldige, identieke gebouw moet men uitgaan van een identieke gevel die op dezelfde afstand van de perceelsgrens ligt als de gevel van het te bouwen gebouw Hiermee wordt het mogelijk een omgevingsvergunning aan te vragen zonder dat bekend is wat op het belendende perceel zal worden gerealiseerd. Overigens moet ook wanneer er aan de andere kant van de perceelsgrens al een gebouw staat, ongeacht de kwaliteit van dat gebouw, worden uitgegaan van een spiegelsymmetrisch aan het eigen te bouwen gebouw identiek gebouw. Voor het geval op het belendende perceel geen bouwbestemming rust en ook niet is bestemd voor een speeltuin, kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of de opslag van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen, kan de spiegeling plaatsvinden als ware het perceel gelegen aan openbaar groen. Hierbij kan zo nodig een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3 worden gedaan, ter beoordeling van het bevoegd gezag. Ook in het achtste negende lid , dat betrekking heeft op de wbdbo bij een woonwagen, wordt uitgegaan van de spiegelsymmetrie. Bij de bepaling van de wbdbo tussen woonwagens wordt niet uitgegaan van de werkelijke afstand tussen woonwagens maar van een theoretische afstand van 5 m. Dit maakt het mogelijk de wbdbo van een woonwagen te bepalen zonder dat de uiteindelijke standplaats bekend is. Dit wil dus niet zeggen dat de woonwagens daadwerkelijk op deze afstand moeten worden geplaatst. De uiteindelijke plaatsing wordt bepaald op basis van het bestemmingsplan, waarbij rekening moet worden gehouden met het gestelde in artikel 2.83, tweede lid, van dit besluit. Nu het eerste lid van artikel 2.84 niet meer voor woonwagens is aangestuurd volgt uit het nieuwe tiende lid, ingevoegd bij Stb. 2014, 51, een brandwerendheid van 30 minuten tussen twee compartimenten van vier woonwagens (als bedoeld in het tweede lid van artikel 2.83). Het vaststellen of aan deze 30 minuten is voldaan, is niet eenvoudig omdat hierbij niet alleen moet worden uitgegaan van de brandwerendheid van een afzonderlijke woonwagen, maar van het geheel van de vier geclusterde woonwagens. Daarom biedt dit tiende lid ook de mogelijkheid om te volstaan met een afstand van 5 meter tussen de twee clusters van woonwagens. Deze afstand zal in het algemeen overeenstemmen met een brandwerendheid van 30 minuten. Een brandwerendheid van 30 minuten kan overigens ook worden aangetoond door het plaatsen van een afzonderlijke brandwerende muur tussen twee compartimenten. Met het nieuwe elfde lid, ingevoegd bij Stb 2014, 51, is geregeld dat bij de lichte industriefunctie voor het bedrijfsmatig houden van dieren geen eis geldt voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een brandcom-partiment en een kleine technische ruimte. De bescherming van een technische ruimte tegen brand in een ander brandcompartiment is namelijk niet beoogd. Het omgekeerde, bescherming tegen brand in een technische ruimte, is wel beoogd. Het daartoe strekkende voorschrift is opgenomen in het elfde lid van artikel 2.83

Artikel 2.10. Tijdsduur bezwijken

1.

Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Dit geldt niet voor de vloer van een buitenruimte van een woonfunctie.

2.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.1 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment.

Voor zover dat brandcompartiment een woonfunctie is, geldt dit niet voor een bouwconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte.

Tabel 2.10.1
woonfunctie tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
Indien geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau 60
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m en geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 90
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 120

3.

In afwijking van het tweede lid wordt de in tabel 2.10.1 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau en de volgensNEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m².

4.

Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau of lager dan 5 m onder het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 90 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

5.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.2 aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Tabel 2.10.2
gebruiksfunctie niet zijnde een woonfunctie tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
Indien geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau 60
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m en geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 90
Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau 120

6.

In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m².

7.

Het vijfde lid geldt niet voor een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m².

8.

Een bouwconstructie van een tunnel bezwijkt niet binnen 60 minuten en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 120 minuten bij brand in de tunnel.

9.

Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen een tijdsduur die afhankelijk van de bestemming en inrichting van het bouwwerk redelijkerwijs nodig is om het bouwwerk bij brand te kunnen verlaten en te doorzoeken, door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment.

Artikel 2.84. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag

1.

De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment, naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, naar een niet besloten veiligheidsvluchtroute en naar een liftschacht van een brandweerlift is ten minste 60 minuten.

2.

In afwijking van het eerste lid kan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert worden volstaan met 30 minuten.

3.

In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien:

  1. a.

    de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m², en

  2. b.

    in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.

4.

In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien:

  1. a.

    de in het eerste lid bedoelde besloten ruimten op hetzelfde perceel liggen, en

  2. b.

    in het gebouw geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau.

5.

Het vierde lid is niet van toepassing op een brandcompartiment met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m².

6.

Het vierde lid is niet van toepassing op een technische ruimte.

7.

Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert.

8.

Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ruimte van een op een aangrenzend perceel gelegen gebouw wordt voor het op het andere perceel gelegen gebouw uitgegaan van een identiek maar spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Indien het perceel grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen vindt deze spiegeling plaats ten opzichte van het hart van die weg, dat water, dat groen of dat perceel.

9.

De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een woonwagen naar een andere woonwagen is ten minste 30 minuten. Bij de bepaling van deze weerstand wordt uitgegaan van een identieke maar spiegelsymmetrisch op een afstand van 5 m geplaatste woonwagen.

10.

De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompar-timent is ten minste 30 minuten of de afstand tussen een brandcompar-timent en een ander brandcompartiment is ten minste 5 meter.

11.

In afwijking van het eerste lid geldt geen weerstand tegen brand-doorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m² niet bestemd voor een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW.

Artikel 7.7. Brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen

1.

Bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen is zodanig dat bij brand geen onveilige situatie kan ontstaan voor een op een aangrenzend perceel gelegen of op dat perceel volgens het bestemmingsplan nog te realiseren gebouw dat op grond van hoofdstuk 2 een brandcompartiment of een gedeelte van een brandcompartiment is, of voor een speeltuin, kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen.

2.

Aan het in het eerste lid gestelde is bij opslag van hout, anders dan in een gebouw, voldaan indien:

  1. a.

    de opslag bij brand gedurende een periode van ten minste 60 minuten, gerekend vanaf het ontstaan van de brand, geen grotere stralingsbelasting veroorzaakt dan 15 kW/m²;

  2. b.

    de bereikbaarheid van de opslag vanaf twee tegenover elkaar liggende zijden is gewaarborgd, waarbij in een derde zijde ook een toegangsmogelijkheid aanwezig is indien die zijde langer is dan 40 m, en

  3. c.

    bij de opslag een bluswatervoorziening met gedurende ten minste vier uren een toevoercapaciteit van ten minste 90 m³ per uur aanwezig is.

3.

De in het tweede lid bedoelde stralingsbelasting wordt gemeten op:

  1. a.

    de perceelsgrens, indien het aangrenzend perceel een kampeerterrein, een speeltuin of een opslag van brandgevaarlijke stoffen is, en

  2. b.

    enig punt van de uitwendige scheidingsconstructie van een op het aangrenzend perceel gelegen gebouw.

Artikel 6.24. Vluchtrouteaanduidingen

1.

Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838.

2.

Een wegtunnel heeft een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. De vluchtrouteaanduiding is niet hoger dan 1,5 m boven de vloer aangebracht en de afstand tussen twee vluchtrouteaanduidingen is niet meer dan 25 meter, gemeten langs de tunnelwand.

3.

Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid is aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats.

4.

Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid voldoet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, gedurende een periode van ten minste 60 minuten, aan de zichtbaarheidseisen bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838.

5.

Op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid gelegen op een vluchtroute vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie niet zijnde noodverlichting als bedoeld in artikel 6.3, zijn bij het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaarheidseisen niet van toepassing.

6.

Een deur in een tunnel die toegang geeft tot een beschermde route als bedoeld inafdeling 2.12 is uitgevoerd in de kleur groen, RAL 6024.

7.

Bij een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het tweede lid is goed zichtbaar aangegeven de loopafstand in twee richtingen tot het einde van de tunnelbuis of, indien die loopafstand korter is, de loopafstand tot de meest nabije toegang als bedoeld in het zesde lid.